Voorwaarden en controle

Naar aanleiding van de zesde staatshervorming is de kinderbijslag geregionaliseerd...

De toelichtingen in ons thematisch onderdeel zijn sinds 1 januari 2019 niet meer up-to-date.

Voorwaarden

  • De bijslagtrekkende vormt een eenoudergezin.
  • Het gemiddelde bruto belastbare inkomen op jaarbasis is niet hoger dan een bepaald grensbedrag.

Met 'bruto inkomsten' wordt bedoeld:

de beroepsinkomsten en, op enkele uitzonderingen na, alle vervangingsinkomsten (bv. werkloosheidsuitkeringen, pensioenen) vóór aftrek van de bedrijfsvoorheffing en de sociale bijdragen.

Andere soorten inkomsten tellen niet mee (bv. alimentatie, roerende en onroerende inkomsten).

Controlemiddelen

Men moet:

  • het RNP raadplegen (Rijksregister van de Natuurlijke Personen)
  • de inkomsten controleren via het formulier P19 (cf. fiscale gegevens van de FOD Financiën)
  • eventueel een controle ter plaatse uitoefenen.

Indien de voorwaarden niet vervuld zijn

  • In geval van nieuw recht, is er geen recht op de toeslag.
  • In geval van einde van het recht zonder verandering van bijslagtrekkende, moet men de trimestrialisering toepassen.

Het recht op kinderbijslag wordt kwartaal per kwartaal toegekend op basis van een referentiemaand.

De referentiemaand is de maand op basis waarvan de kinderbijslag verschuldigd is:

  • Voor een nieuw recht is dat de maand waarin het recht ontstaan is (bijvoorbeeld de maand waarin een eerste kind geboren is).
  • Voor een voortgezet recht is dat de tweede maand van het kwartaal vóór dat waarin de kinderbijslag aangevraagd is (februari, mei, augustus, of november).

Die trimestrialisering moet garanderen dat de kinderbijslag voor een volledig kwartaal toegekend wordt zonder dat maandelijks de arbeidsprestaties (of gelijksgestelde situatie) van de rechthebbende bewezen moeten worden.

Een jaar telt drie kwartalen:

  • van januari tot en met maart;
  • van april tot en met juni;
  • van juli tot en met september;
  • van oktober tot en met december.

Aandachtspunten

  • De betaling van de eenoudertoeslag stopt als de betaling van de gewone kinderbijslag aan een bepaalde bijslagtrekkende stopt. Bij verandering van bijslagtrekkende moet de situatie van die nieuwe bijslagtrekkende onderzocht worden.
  • Als er geen sprake meer is van een eenoudergezin en er al een sociale toeslag toegekend wordt, moet onderzocht worden of het recht op die sociale toeslag blijft bestaan, zonder de specifieke verhoging voor rang 3.
Top