Recht op de gewone schaal
De gewone schaal wordt de eerste zes maanden ('wachttijd') toegekend aan uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, aan deeltijdwerkers met aanvullende werkloosheidsuitkering en aan bruggepensioneerden. Die schaal wordt daarna ook toegekend als de voorwaarden voor een toeslag niet vervuld zijn.
Niet-uitkeringsgerechtigde werklozen kunnen alleen recht hebben op de gewone schaal.
Recht op de toeslag voor kinderen van langer dan 6 maanden werklozen
Tegen welke voorwaarden wordt de toeslag toegekend?
Deze toeslag is voorzien door de wet.
Opbouwen van een periode van zes maanden vergoede werkloosheid
Voor de periode van zes maanden vergoede werkloosheid:
- telt een periode van arbeidsongeschiktheid onmiddellijk vóór de periode van werkloosheid mee.
- tellen onderbrekingen van minder dan 28 opeenvolgende kalenderdagen niet mee.
Vormen geen onderbreking van de opbouw van de zes maanden werkloosheid:
- ziekte, vergoedingen voor moederschap, invaliditeit of een ongeval.
- vakantiedagen.
- wettelijke feestdagen en dagen betaald verlof.
- periodes waarin een functie van sociaal rechter of sociaal adviseur wordt ui tgeoefend bij arbeidsrechtbanken.
- periodes gedekt door betaling van uitgesteld loon.
Alle andere onderbrekingen van meer dan 27 kalenderdagen in de vergoeding, onderbreken de opbouw van de periode van zes maanden en vereisen de opbouw van een nieuwe wachttijd.
(uitzondering: toepassing van de wet D'Hondt)
Rechthebbende met personen ten laste zijn en inkomstenvoorwaarden
Vier types gezinnen worden bedoeld:
Type 1: de rechthebbende, in het gezin van het rechtgevend kind/rechtgevende kinderen, woont alleen
Als de rechthebbende alleen woont met een of meer kinderen voor wie hij/zij recht heeft op kinderbijslag, mogen zijn/haar gemiddelde bruto belastbare beroepsinkomsten en/of uitkeringen op jaarbasis het toegelaten grensbedrag niet overschrijden.
- lonen en inkomsten als zelfstandige.
- uitkeringen van de werkloosheid, van de ziekteverzekering, voor arbeidsongevallen, voor beroepsziekten, voor gehandicapten, enz.
- pensioenen en rentes.
- PWA-cheques.
Inkomsten die niet meetellen:
- kinderbijslag.
- alimentatie.
- forfaitaire tegemoetkomingen voor hulp van derden en integratietegemoetkomingen voor gehandicapten.
- onkostenvergoedingen voor onthaalouders betaald door Kind en Gezin.
- forfaitaire vergoedingen voor de voogdij over niet begeleide minderjarige vreemdelingen voor twee opdrachten, en forfaitaire vergoedingen voor administratiekosten voor die voogdij.
Type 2: de rechthebbende, in het gezin van het rechtgevend kind / de rechtgevende kinderen, woont samen met een partner (getrouwd of feitelijk gezin)
Als de rechthebbende een feitelijk gezin vormt met een partner en als ten minste een van de kinderen voor wie hij/zij een recht op kinderbijslag verkrijgt deel uitmaakt van zijn gezin, mogen zijn/haar gemiddelde bruto belastbare beroepsinkomsten en/of uitkeringen en die van zijn/haar partner samen op jaarbasis het toegelaten grensbedrag niet overschrijden.
Inkomsten die meetellen:
- lonen en inkomsten als zelfstandige.
- uitkeringen van de werkloosheid, van de ziekteverzekering, voor arbeidsongevallen, voor beroepsziekten, voor gehandicapten, enz..
- pensioenen en rentes.
- PWA-cheques.
Inkomsten die niet meetellen:
- kinderbijslag.
- alimentatie.
- forfaitaire tegemoetkomingen voor hulp van derden en integratietegemoetkomingen voor gehandicapten.
- onkostenvergoedingen voor onthaalouders betaald door Kind en Gezin.
- forfaitaire vergoedingen voor de voogdij over niet begeleide minderjarige vreemdelingen voor twee opdrachten, en forfaitaire vergoedingen voor administratiekosten voor die voogdij.
Type 3: de rechthebbende maakt geen deel uit van het gezin van de kinderen voor wie hij een recht op kinderbijslag verkrijgt en de (ex-)echtgenoot van die rechthebbende is de bijslagtrekkende voor dat/die kind(eren).
Type 4: de rechthebbende, gescheiden levende ouder die niet bedoeld is in 3°,maakt geen deel uit van het gezin van de kinderen voor wie hij een recht op kinderbijslag verkrijgt en de andere ouder is de bijslagtrekkende voor een of meer van die kinderen.
Voor situaties 3 en 4 kan de bijslagtrekkende (al dan niet ouder) aanspraak maken op de toeslag:
- als hij niet (opnieuw) getrouwd is of
- als hij geen feitelijk gezin vormt.
In die twee situaties mogen de gemiddelde bruto belastbare beroepsinkomsten en/of uitkeringen op jaarbasis van de bijslagtrekkende het toegelaten grensbedrag niet overschrijden.
Inkomsten die meetellen:
- lonen en inkomsten als zelfstandige.
- uitkeringen van de werkloosheid, van de ziekteverzekering, voor arbeidsongevallen, voor beroepsziekten, voor gehandicapten, enz.
- pensioenen en rentes.
- PWA-cheques.
Inkomsten die niet meetellen:
- kinderbijslag.
- alimentatie.
- forfaitaire tegemoetkomingen voor hulp van derden en integratietegemoetkomingen voor gehandicapten.
- onkostenvergoedingen voor onthaalouders betaald door Kind en Gezin.
- forfaitaire vergoedingen voor de voogdij over niet begeleide minderjarige vreemdelingen voor twee opdrachten, en forfaitaire vergoedingen voor administratiekosten voor die voogdij.
In alle situaties worden de inkomsten gecontroleerd op basis van de fiscale gegevens van de FOD Financiën.
CO 1412 van 20 februari 2017
CO 1412 bijlage 1 van 16 maart 2018
Zo krijgen die kinderen het volledige bedrag van de leeftijdstoeslag.